Schilderswijk by Night
Het is Valentijnsdag. Het is nog net licht wanneer we verzamelen voor het Studenthotel. Wanneer een meneer en mevrouw aan komen lopen die vertellen dat ze hier in de wijk zijn opgegroeid, zijn we compleet met een groep van 7 mensen met Itai dit keer als gids. Itai vraagt ons hoeveel mensen met verschillende nationaliteiten wij denken dat er in de schilderwijk wonen. Het antwoord ligt boven de 120. Ik bedenk me dat ik waarschijnlijk niet eens 120 verschillende landen zou kunnen opnoemen als het me zou worden gevraagd.
We lopen achter Itai aan. Hij verontschuldigt zich ervoor dat hij nogal haastig loopt. Dat is omdat de winkel die we gaan bezoeken langer openblijft voor ons. We stoppen bij het Oranjeplein dat officieel niet in de Schilderswijk ligt maar in de stationsbuurt. Itai vertelt over de mooie panden die hier gebouwd zijn voor de goede burgerij die er, toen de woningen klaar waren, niet meer wilde wonen omdat de arbeiders zich tijdens de bouw in de zijstraten had gevestigd. De lucht is rood-gestreept. We maken haast naar de winkel.
De deur van de Braziliaanse lunchroom/winkel staat open. De ene kant van de ruimte is een winkel met schappen vol Braziliaanse en Portugese producten. Aan de andere kant staan banken met tafels waarop je kunt lunchen met Braziliaanse snacks. We nemen plaats op de banken en de jongen achter de balie begint zijn one man show. Hij vertelt zijn verhaal smakelijk. Met begin, midden en eind, anekdotes en grappen, toegespitst op de integratie van zijn cultuur in de vele culturen om de winkel heen. Midden in zijn zin houdt hij stil om een lekkernij uit de frituur te halen en gaat dan weer verder. Hij kan niet ouder zijn dan een jaar of 18 maar hij vertelt het verhaal van iemand die een generatie in het vak zit. We krijgen een stuk chocoladetaart dat vult als een maaltijd. De jongen van de winkel heeft ons gewaarschuwd: ‘Wij maken geen luchtige siercake, we willen dat je eet.’
Het is donker geworden. We gaan naar het oude weeshuis dat nu een appartementencomplex is en worden welkom geheten door een kwieke oudere dame. De hal is grotendeels in originele staat. Boven de entree staat de Bijbeltekst ‘Laat uwe weezen achter en ik zal voor hun leven zorgen’. We voelen ons rillerig als we binnenstappen op dezelfde vloeren waar vroeger honderden kindervoeten op liepen. De dame nodigt ons uit in haar woonkamer met een hoog plafond waar met een vide een extra woonlaag in is gemaakt. Haar huis is gezellig en smaakvol ingericht met mooie grote boekenkasten en wanden vol ingelijste prenten en zwart-wit foto’s. We nemen plaats aan een massief houten tafel en de dame begint haar verhaal. Ze spreekt rustig en eloquent over het lot van de honderden jongens en meisjes die hier strikt gescheiden woonden. Zowel de hoofden van de jongens als de meisjes waren ten alle tijde geschoren tegen de vlooien en luizen en ze liepen in weeskleding. Één keer per jaar kregen de kinderen een feestmaaltijd, boerenkool met een echte worst. En als toetje de lekkerste en meest luxueuze lekkernij denkbaar, een sinaasappel. Ze vertelt over de teksten die in de keldermuren zijn gekrast over hoe lang het nog zou duren voordat ze 20 jaar oud zouden zijn en het weeshuis mochten verlaten. ‘Nog twee jaar en drie maanden’. De meneer en mevrouw in onze groep die zijn opgegroeid in de Schilderswijk herinneren zich door het verhaal van de dame allerlei scenario’s uit hun eigen jeugd en beginnen ook te vertellen. Ik probeer me voor te stellen hoe een sinaasappel smaakt als je er een jaar lang naar hebt uitgekeken.
Het lijkt alsof het buiten in de tussentijd nog veel donkerder is geworden. We zijn onder de indruk van de verhalen. We lopen druk napratend richting de Hobbemastraat. Itai stopt op een hoek en belt aan bij een mysterieuze deur. Ik verwacht achter die deur een oud trappenhuis waar vandaan we in een klein gezinswoninkje op de thee zullen worden uitgenodigd. Itai ontdekt dat hij de deur gewoon kan openduwen en we stappen binnen in de hal van moskee Minhaj-ul-Quran die met alle eetzalen en wasruimtes erbij 650 vierkante meter beslaat. Nadat we onze schoenen hebben uitgedaan worden we enthousiast door alle ruimtes heen geleid. In een van de ruimtes staan een heleboel plastic bordjes en bekertjes klaar. Op de vrijdag komen hier 50 tot soms wel meer dan 200 mensen eten. We horen dat iedereen welkom is om mee te eten en dat het helemaal niets kost. In de keuken staat een man met een prachtig karakteristiek gezicht en een leren schort om te roeren in drie van de grootste pannen die ik ooit heb gezien. Hij vertelt zo enthousiast over zijn gerechten dat we de keuken haast niet meer uit komen. Hij maakt zoete rijst die hij versiert door er allemaal verschillende kleurstoffen in te druppelen. Het wordt een vrolijke confetti-rijst.
In de moskee zelf is een dienst bezig. Twee versierde houten panelen worden voorzichtig opengeschoven en we zien de ruggen van zo’n 40 mannen met ronde hoofddeksels op. Ze zitten in een mooie ruimte die verlicht is als het podium van een theaterspel. Een man zingt liederen die tevens gebeden zijn. We vervolgen gauw onze rondleiding om hen niet te storen.
Aan de andere kant van de moskee zijn de ruimtes waar de vrouwen bidden, eten en zich wassen. Er spelen kinderen en er zitten groepjes vrouwen gezellig met elkaar te kletsen. De kinderen van Marina, de vrouw die ons rondleidt, rennen op haar af en springen in haar armen. ‘Dit zijn mijn kinderen, dat hoort er allemaal bij’ zegt ze. ‘De kinderen kunnen hier altijd spelen en er is altijd wel iemand om ze in de gaten te houden, soms gewoon een vrouw die hier komt, soms een vrijwilliger’. Ik zie een klein behapbaar maatschappijtje dat met elkaar bidt en eet en kletst, alsof er een dorpje om deze moskee heen woont.
Een meisje uit de groep vraagt of de manier waarop je je hoofddoek draagt iets betekent. ‘Nee hoor,’ zegt Marina, ‘dat is gewoon wat je zelf mooi vindt.’ Een van de andere meisjes krijgt een compliment over de manier waarop ze haar hoofddoek heeft omgedaan. Voor de ruimtes zonder tapijt moeten we onze schoenen aan trekken en voor de ruimtes met tapijt moeten ze uit. Itai is tot twee keer toe zijn schoenen kwijt. Volgens Marina heeft hij daarmee een echte moskee-ervaring opgedaan.
De mensen van de moskee zijn enthousiast en we spreken af de komende Ramadan hier met elkaar een iftar bij te wonen, een maaltijd na zonsondergang. Itai zegt ‘Als ergen de deuren open staan, dan is het wel in de Schilderswijk.’
We mogen niet weg totdat we de confetti-rijst hebben geproefd. We krijgen allemaal een bakje. Het is heerlijk ook al zijn we nog vol van de chocoladetaart en gaan we hierna naar een restaurant.
We gaan naar Lalezar op het Hobbemaplein en komen te zitten aan een Valentijnstafel versierd met rozenblaadjes en kaarsjes. Een ding is zeker, deze Valentijnsdag zal ik niet gauw vergeten. Nog vol van de taart en de rijst bestellen de meeste van ons een linzensoepje. Hoe eenvoudig ook, het is erg lekker bereid. Ik raak aan de praat met een Turks-Nederlands meisje uit onze groep. ‘De Nederlandse cultuur is vrijheid’, zegt ze. ‘Daarom is hij zo ingewikkeld. De Nederlandse cultuur kan iedere cultuur zijn die je maar wil.’
Ik wissel Facebookpagina’s uit en bedank iedereen voor de mooie avond. Als ik naar huis loop is het dorpsgevoel van de moskee uitgedijd tot in de straten. De wijk voelt anders. Ik weet nu dat er open deuren zijn waarachter open mensen wachten met chocoladetaart, confetti-rijst en een mooi verhaal.